• Zondag 10.:00 - 12:00 (jeugd) Vrijdag 19:00 - 0:00 (senioren)

Het begin

Op 3 mei 1924 is er voor het eerst sprake van de oprichting van een schaakclub in Dongen, waartoe enkele heren wensen over te gaan. Volgens de overlevering zijn de heren Neel van Dongen en Jozef Pandelitschka. Tijdens een partijtje huisschaak zouden zij op de illustere gedachte zijn gekomen om voor hun hobby maar en vereniging in het leven te roepen.
Daartoe wordt een vergadering belegd in het café van Ant. Snels (het Wapen van Dongen) op donderdag 8 mei. Dat is dus de geboorte van de Dongense Schaakvereniging D.S.C. De hierbij afgebeelde berichtjes uit het "Weekblad voor Dongen van resp. 3 en 10 mei, zijn de enige stille getuigen van deze oprichting.

 Krantenartikel oprichting

Wie komen er op af? Met zekerheid kunnen we noemen de eerste bestuurders: ene Jos Wagener en J. Goossens. De mensen die echter uitsluitend voor het schone schaakspel acte de présence geven zijn: Neel van Dongen, Jacques Meulendijks, Jan van de Berg en C. de thije, allemaal Dongenaren die onderwijzer zijn in omliggende plaatsen, en verder kapper Jozef Pandelitschka, Janus Herrings, klerk bij de haarwasserij en Antoon Trommelen de directeur zelf. Het onderwijzersgilde, altijd sterk vertegenwoordigt in de DSC-gelederen, zorgt dus meteen voor een relatief zware bezetting!

Op de eerste clubavond (15 mei) wordt Jos Wagener met algemene stemmen tot voorzitter gekozen en een zekere B.J.J. Welting tot secretaris. Dit zijn waarschijnlijk twee heren die er als de kippen bij zijn wanneer het gaat om een leuk bestuursbaantje in een nieuwe vereniging. En die zijn er legio getuige de talloze initiatieven om te komen tot een kegelclub, een biljartclub, een kanarievereniging enz. enz.
Feit is dat men de heer Wagener kort na zijn eerste optreden ziet verdwijnen en nooit meer ziet terug keren. Valt aan het geringe aantal schakers, dat enkel geïnteresseerd is in een aardig partijtje op de donderdagavond, te weinig eer te behalen?

Het eerst volgende bericht van DSC dat kan worden getraceerd is van 15 november 1924. Daarin maakt de inmiddels voorzitter geworden B.J.J. Welting bekend dat de clubavond verzet wordt van maandag naar dinsdag, waarbij en passant wordt opgemerkt dat bij een groot aantal Dongenaren niet bekend is dat er een schaakclub bestaat in onze gemeente, er zijn slechts 8 leden!

Gezagvoerder Welting probeert dus nog even het clubje schakersnaar een hoger plan te tillen, maar als blijkt dat er vooralsnog weinig schot in zit, verlaat ook hij het strijdtoneel. Op de jaarvergadering in september 1925 blijkt dat de schakers het heft maar in eigen hand hebben genomen: waarnemend voorzitter Jacques Meulendijks wordt tot voorzitter gekozen.

DSC is nog allerminst uitgegroeid tot een hechte vereniging die niet meer stuk kan, blijkens het enige vermeldenswaardige van de jaarvergadering:

"Bij de rondvraag drukte één der leden er zijne verwondering over uit dat deze tak van sport hier ter plaatse zo weinig beoefenaars vond."

De eerste zetten

Van de verrichtingen op de 64 velden in de begin dagen is weinig bekend. Uitslagen van de interne competitie zijn niet bewaard gebleven. Er is geen externe competitie, de NBSB heeft het levenslicht nog niet mogen aanschouwen, terwijl de Dongenaren zich aansluiting bij de KNSB niet kunnen veroorloven. Het eerste wapenfeit wordt opgetekend als DSC in november 1925 een vriendschappelijke wedstrijd tegen haar pas opgerichte zustervereniging "D4" uit Oosterhout verliest met 4,5-1,5.

Van de seizoenen 1924-1925 en 1925-1926 is dus geen clubkampioen bekend. Een groepje spelers bestaande uit van Dongen, Meulendijks, Pandelitschka en van de Berg geeft elkaar weinig toe. In een bericht van 5 maart 1927 zien wij Jac Meulendijks naar voren komen als de vroegst bekende clubkampioen van DSC. En dat de sterkste speler van Dongen bepaalde verplichtingen te vervullen heeft blijkt uit de volgende zinsnede:

"De heer Meulendijks speelt nu morgen een simultaanwedstrijd tegen de overige leden der club en andere Dongense schaakliefhebbers, die hieraan wenschen mede te doen. Deze wedstrijd heeft, met het oog op de namiddaggodsdienstoefening plaats om 3 ½ uur in het clublokaal bij den Heer W. v. d. Boom."

Helaas, de kampioen verloor al zijn partijen op één na. Dit was ook wel te verwachten, vergoelijkt de commentator, alle schakers van DSC deden mee, aangevuld met slechts twee huisschakers. En de onderlinge krachtsverschillen zijn slechts uiterst gering binnen de club, geen goede basis voor een serieuze simultaan.

In de beginjaren ontwikkelt Neel van Dongen zich duidelijk tot de beste schaker van DSC, hij wordt de eerste eerstebordspeler. Later neemt Jozef Pandelitschka die rol van hem over.

Tot aan de oprichting van de Noordbrabantse Schaakbond blijft het schaakleven beperkt tot de onderlinge competitie, met incidenteel een gebeurtenis buiten de gemeentegrenzen. Zoals de hiervoor gemelde wedstrijd tegen "D4" en bijvoorbeeld een simutaanséance van Euwe op 1 mei 1926 in Tilburg, waaraan door 4 Dongenaren wordt meegedaan.

Spelers van het eerste uur die zich kort na de oprichting bij de Dongense schaakclub voegen zijn: André Claassen, Janus Schilders, Nico Hobbelen, Wim Goud en Tinus Hoevenaars.

Bij de bond

In 1927 komt er beweging in het tot dan toe ongeorganiseerde Brabantse schaakleven. Op 30 Juli wordt op initiatief van de Bredase s.c. een vergadering belegd in het café de l'lndustrie in Tilburg; DSC behoort tot de 10 daarbij vertegenwoordigde verenigingen. Alle deelnemers zijn enthousiast en besluiten aan de ledenvergadering te adviseren toe te treden tot een te stichten Brabantse schaakbond.

De daadwerkelijke oprichting vindt plaats tijdens de grote bondswedstrijden van 22 t/m 26 augustus te 's Hertogenbosch en daarop volgende Algemene Vergadering op 27 augustus. Staande de vergadering treden als lid van de nieuwe bond toe: EBS (Boxtel), RKSC (Boxtel), Bredase Schaakvereniging, Helmondse Schaakclub, 's Hertogenbossche Schaakvereniging, Oosterhoutse Schaakclub "D4", Ossche dam- en schaakclub, Dongense Schaakclub, de Tilburgse Schaakvereniging en Strijd met beleid (SMB) uit Nijmegen.

DSC gaat dus meedoen aan de bondscompetitie. Ter versterking nemen de Dongenaren contact op met spelers uit Rijen en Hulten, met als resultaat dat men samen verder gaat. Gevolg hiervan is ook dat de ene week in café 't Hoekske nabij het vliegveld in Rijen wordt gespeeld en de andere week in Dongen, waar men aanvankelijk nogal een wisselt tussen Central, Musis Sacrum en 't Wapen van Dongen. De competitie, nu een echte volwaardige Brabantse aangelegenheid, kan aanvang nemen. De indeling is als volgt:

2e klasse: Breda, Eindhoven, Helmond, Den Bosch, SMB en Tilburg. 3e klasse A: ESB, Breda II, Dongen, D4 en Tilburg II. 3e klasse B: RKSC, Eindhoven II, Den Bosch II Oss en Helmond II.

Hierbij moet worden aangemerkt dat de 1e klasse in die tijd een landelijke is waarvoor kampioenen van de 2e alleen in aanmerking kunnen komen door het spelen van promotie wedstrijden.

DSC treft als eerste, in november 1927, het favoriet geachte Tilburg II. De eerste klap is een daalder waard, moeten de Dongenaren gedacht hebben en tot ieders verassing vermorzelen zij de Tilburgse schakers. Nadeel van deze openingsklapper is nu wel dat andere ploegen gewaarschuwd zijn voor mogelijk venijnige uithalen van DSC. De tweede wedstrijd tegen aan alert EBS uit Boxtel gaat met 4-2 verloren. Ook in het vervolg komen de DSC-ers er niet meer aan te pas. De eindstand, waarin voor elke gewonnen wedstrijd een punt is toegekend (voor een gelijkspel dus ½ ), laat dit duidelijk zien:

1. D4 - 2½, 2. EBS - 2½, 3. Breda II - 2, 4. Tilburg II - 2, 5. DSC - 1.
Als troost schrijft het bondsblad:

"Dongen sluit de rij met slechts een overwinning maar dan ook op Tilburg en liefst met 5 - 1. Wij dragen intusschen de overtuiging bij ons dat Dongen oefent en blijft oefenen ook al staat de Junizon hoog aan de hemel, en dit zal tenslotte toch gunstige resultaten afwerpen. Indien de Dongensche heeren in goede verstandhouding samenwerken met de krachten uit Hulten dan kunnen andere clubs in het komende seizoen op grote tegenstand rekenen."

Opbouw

De schakende onderwijzers hebben dus duidelijk plezier in hun sport en zijn zich ervan bewust dat zij die alleen in clubverband kunnen blijven uitoefenen als het ledenaantal groeit. Dat is de enige manier om de continuïteit van DSC te waarborgen. Kortom meer Dongenaren moeten interesse in het clubschaak krijgen.

In 1929 wordt een wedstrijd voor plaatselijke huisschakers georganiseerd waar er 12 aan meedoen. De strijd wordt afgesloten met een simultaan van eerste bord speler Neel van Dongen die 9 partijen wint en er 3 verloren ziet gaan. tevreden stelt men vast:


"Deze eerste schaakdag is dan ook in alle opzichten uitstekend geslaagd en wij twijfelen niet of de tweede kamp in den loop der volgende maand zal eveneens belangstelling van geheel schakend Dongen hebben."

Leden werven is niet het enige zaligmakende, leden houden is zeker zo belangrijk. Daarvoor is het nodig dat er wat leven in de brouwerij komt: enkel de verplichte zetten op de clubavond houden een actief verenigingsleven niet in stand. Het komt daarom goed uit dat de club is aangesloten bij de Brabantse Schaakbond. Deze organiseert regelmatig evenementen zoals de jaarlijkse massakampen tegen de Vlamingen en de Brabantse Schaakdagen, waarop dikwijls leden van DSC zijn terug te vinden. Onder hen eind twintiger jaren Alfons Blijlevens, oudoom van ex-voorzitter Alex en lange tijd een fanatiek schaker. Getuige onder andere de 2-maandelijkse propaganda-avonden waarop andere clubs worden uitgenodigd voor vriendschappelijke ontmoetingen, wordt er behoorlijk aan de weg getimmerd en met succes, het aantal leden neemt toe. In 1932 doen al 10 Dongenaren mee aan de Brabantse Schaakdagen ter ere van het 40-jarig jubileum van de Bredase Schaakclub. Later dat jaar bezoekt de Dongense schaakvereniging met liefst 18 leden de Tilburgs s.v. die een nieuwe clublokaal betrekt in café Modern op de Heuvel. Commentaar hierbij:

"'t Pleit voor den goeden naam van DSC dat juist zij hiervoor werd aangezocht."

Ook in de bondscompetitie boeken de Dongense vertegenwoordigers vooruitgang. Het seizoen 1928-1929 en 1929-1930 bungelt de ploeg niet meer onderaan de ranglijst en in 1930-1931 bereikt men de eerste plaats. Promotiewedstrijden blokkeren voorlopig nog de weg naar de hoogste klasse.

Bloei

Dankzij alle inspanningen begint het de Dongense schakers voor de wind te gaan. Het aantal leden is dusdanig toegenomen dat het seizoen 1932-1933 voor het eerst een extra ploeg in de bondscompetitie kan worden ingezet. Dit tweede team wordt bemand door een aantal nieuwkomers terwijl het eerste in ongewijzigde vorm met de 'ouwe rotten' blijft opereren. Doordat zij nu geruime tijd het competitieschaak trouw zijn gebleven, is hun niveau gestegen en zijn zij tegenstanders geworden waarmee wel degelijk rekening dient te worden gehouden. Dat tonen ze in het seizoen 1933-1934 als DSC-1 wederom bovenaan eindigt en zowaar promoveert naar de hoogste Brabantse klasse.

Ondanks behaalde succesjes wordt de schaakpropaganda niet op een laag pitje gezet. In Musis Sacrum houdt J.J. van de Berg causerieën met titels als: "De huis-, tuin- en keukenschaker."

De werving richt zich ook op de jeugd. In het Weekblad voor Dongen schrijft ene "Mr. Pion"schaakartikeltjes waarin hij jongeren op stichtende wijze oproept zich aan deze schone denksport te gaan wijden. Het is beter toeven achter het schaakbord dan op straat rond te hangen. Begin dertiger jaren komt er een bloeiende jeugdafdeling bij met onder ander Gerard Leijten, Jan en Theo Leijten, Thom en Janus Snels, Jan Smits, Dré Schellekens en Piet Luykx. Zij zullen de volgende generatie worden die DSC op de been houdt. Voorlopig spelen de jonge schakers nog een aparte jeugdcompetitie.

Het is 1934 als de Dongense schaakclub zich in deze gunstige uitgangspositie op kan gaan maken voor de viering van haar 10-jarig bestaan. Voor het eerst nemen onze plaatsgenoten de organisatie van een groter evenement ter hand. Er worden schaakdagen aangekondigd op 12 en 13 mei. Dit houdt in een vierkampentoernooi waarvan de eerste ronde op zaterdag en de laatste op zondag worden gespeeld terwijl zaterdag 's avonds een simultaanséance wordt gegeven door E.A.J.M. Mulder, oud-kampioen van Brabant. Het hele gebeuren slaagt uitstekend: 40 deelnemers aan het toernooi , een respectabel aantal in die dagen. En 26 tegenstanders voor de heer Mulder die een blindpartij speelt tegen Neel van Dongen. Dat is wat te hoog gegrepen want hierin gaat de simultaangever ten onder. Van de resterende wint hij er twintig, verliest er nog twee en moet drie remises toestaan.

Na 1934 weet DSC de opgaande lijn vast te houden. Teneinde zich in de eerste klasse te handhaven, worden voor kandidaten die in aanmerking wensen te komen voor een plaatsje in het team, verplichte oefenavonden ingesteld. En wat blijkt: DSC houdt stand! Ook blijven er genoeg leden om het tweede team in de running te houden.

Ongetwijfeld heeft dit te maken met de enorme stimulans die schakend Nederland in 1935 krijgt. Dr. Max Euwe speelt tegen de schaakgigant Aljechin om de wereldtitel. Menige stad in het land valt de eer te beurt een van de partijen binnen haar muren te mogen aanschouwen. Als op 9 november 1935 Eindhoven aan de beurt is worden de DSC-ers aangemoedigd om in grote getale naar de lichtstad te trekken om de 17e partij te volgen. Op 15 december is het wereldkampioenschap van Euwe een feit en het lijkt of de hele natie het schaakspel heeft ontdekt. Tal van nieuwe verenigingen ontstaan, de schaaksport bevindt zich in het middelpunt van de belangstelling.

Bondsconflict

In 1937 komt er een kink in de provinciale schaakkabel. een aantal verenigingen, waardoor DSC, keert de NBSB de rug toe. Daar is al het een en ander aan vooraf gegaan.

De Brabantse Schaakbond komt reeds eind twintiger, begin dertiger jaren met de KNSB in conflict over ... natuurlijk de centen. Als Noord-Brabant in 1934 weigert de verhoging van de contributieafdracht te betalen draait het op een schorsing uit. De NBSB gaat onafhankelijk van de landelijke organisatie verder. Vandaar ook voor het eerst in het seizoen 34/35 geen eigen 1e klasse in onze provincie. Voor enkele grotere verengingen, met name Eindhoven en Den Bosch, is dit een onbevredigende situatie; zij zien hun contacten met sterke westelijke clubs afgesneden. In de loop der jaren wordt er heel wat afvergaderd over heraansluiting. Dat deze problematiek DSC niet koud laat, daarvan getuigt een oproep uit 1935 voor een algemene ledenvergadering, te houden in café 't Hoekske, geheel gewijd aan "wedertoetreding tot de Nederlandse Schaakbond." Niemand is bereid in de moeilijke crisisjaren een financiële veer te laten. De slager die het pal naast het schaakartikeltje nog probeert met de wanhopige slagzin "Eet meer vleesch op de boterham!" zal daarvan mee kunnen praten.

Toch krijgen in 1937 de grotere hun zin. Met 13 tegen 10 stemmen besluit de NBSB terug te keren tot de schaakmoederschoot. De kleintjes zijn fel tegen onder aanvoering van "D4" en de Bredase s.v. Zij besluiten dan ook een eigen bond op te richten: het West Brabants Schaakverband. De Bredase dissidenten hebben al voor de besluitvorming, waarin zij weinig fiducie hebben, besloten zelfstandig verder te gaan. Een unicum, 3 schaakbonden in een provincie!

Natuurlijk is dit een behoorlijke klap voor het zuidelijke schaakgebeuren maar lokaal leeft de sport onverminderd voort. Al vrij gauw fuseren de Bredase bond en het West Brabants Schaakverband, en wordt een fanatieke competitiestrijd afgewikkeld. DSC blijft er met twee teams een vooraanstaande rol in spelen. Helaas zijn uitslagen en eindklassementen verloren gegaan, maar teruggevonden berichten uit 1938 die vermelden dat de Dongenaren winnen van Tilburgse Schaakclub en van de s.v. Landau uit Breda en daardoor goede kansen behouden op de 1e plaats, tonen dit aan.

Het moet in deze periode zijn dat de opkomende jeugd haar debuut maakt in het tweede team. J. Snels herinnert zich een leuke anekdote uit die tijd:

"Het tweede team van DSC was louter jongeren samengesteld die in Leur moesten schaken tegen de club van die naam. De ploeg bestond uit de spelers Gerard Leijten, Nico v.d. Berg, Theo Leijten, Jan Leijten en Janus Snels, die met de grote taxi van Bernard Eikhout naar Leur werden gebracht. Daar aangekomen bleken de vijf tegenstanders van een gemiddelde leeftijd van ruim 70 en de Dongense ploeg stond daar met korte broek en een gemiddelde leeftijd van ongeveer 14 jaar. Toen aan het laatste bord de strijd door de voorzitter van Leur, koekfabrikant Raaimakers, opgegeven moest worden, en zij de wedstrijd van de 'broekjes' met 3-2 verloren, stond hij op en maakte zich zo boos dat hij op hetzelfde moment besloot de Schaakclub Leur op te heffen."

Nog onkundig van het feit dat deze tamelijk succesvolle tijdsspanne spoedig einde zal lopen, vieren de DSC-ers in 1939 hun 3e lustrum met een groot open toernooi ofwel een "Brabantse Schaakdag." Een jaar later in mei 1940 valt definitief het doek over deze episode

Oorlog en vrede

In de oorlog komt de competitie binnen het Brabantse Schaakverbond al snel stil te liggen. De ambitie daarvoor verdwijnt grotendeels en men vindt het te gevaarlijk om nog verre reizen te ondernemen. Voor de Schakers hier te plaatse is het op en neer pendelen tussen Dongen en Rijen ook niet meer zonder risico gezien de nabijheid van het militair vliegveld. De Rijenaren wordt daarom vaarwel gezegd, zij richten een eigen verenging op en noemen haar "Caissa," naar de godin van het schaakspel. Dit betekent dus het afscheid van het café 't Hoekske waar men jarenlang een goed, zij het primitief onderkomen vond. J. Schilders verhaalt van een schaakavond waarop de hele meute hals over kop naar buiten moest vluchten omdat de vlammen vervaarlijk uit de oude oliekachel sloegen. Het liep gelukkig met een sisser af.

Ondanks de trieste oorlogsjaren, het afscheid van een aantal naburige schaakvrienden en het stilvallen van de externe competitie, blijft het Dongense schaakleven intact. Voor velen is DSC een lichtpuntje daar men althans nog eenmaal per week achter het schaakbord de gedachten van de grauwe werkelijkheid kan afwenden. Zo kan het gebeuren dat in het Wapen van Dongen een 25 tal niets vermoedende schakers opgaat in het spel, terwijl de Duitsers enkele deuren verderop een razzia beginnen.

In 1942 worden de onderbonden door de bezetter opgeheven, verenigingen moeten zich rechtstreeks bij de KNSB aansluiten. Enkele afgescheiden Bredase en onder andere Caissa vinden hierdoor de weg terug naar de Nederlandse bond. DSC blijft gedurende de oorlog echter ongeorganiseerd. Incidenteel wordt een wedstrijd tegen andere schakers gespeeld, ondermeer tegen de oude bekenden uit Rijen.

Nadat de Duitsers in 1944 uit Brabant zijn verdreven komt het plaatselijk schaakleven tijdelijk een beetje als los zand aan elkaar te hangen: de mensen hebben wel wat anders aan hun hoofd. Eind 1945, alle schermutselingen behoren nu definitief tot het verleden, is de tijd rijp om zich te hergroeperen. De drukker krijgt een order voor 500 convocaties, met een schaakclub uit de omgeving wordt alvast een vriendschappelijke ontmoeting gearrangeerd. In 1946 treedt DSC weer toe tot de Noord-Brabantse Schaakbond waar zij met 1 team in de tweede klasse wordt ingedeeld.

De oorlog heeft duidelijk zijn sporen nagelaten. De oude garde is grotendeels verdwenen: verhuisd, naar Caissa of anderszins verschwunden. De nieuwe 'harde kern' doet haar best om het élan van de vooroorlogse jaren te hervinden. Zij bewijst nog wel degelijk over organisatietalent te beschikken, door in 1947 het jeugdkampioenschap van Nederland naar Dongen toe te halen. Gedurende 10 dagen wordt in het Wapen van Dongen gespeeld, winnaar wordt de latere schaakmeester F. Kuypers. Veel publiciteit levert deze, in die tijd nog onofficiële wedstrijd niet op.

Meer bekendheid wordt gegeven aan het bezoek dat Euwe in 1949 ter gelegenheid van het zilveren jubileum brengt, blijkens het hiernavolgende, glorieuze verslag van deze ware happening.

Contrasten

De periode na het zilveren jubileum tot pakweg eind jaren vijftig kenmerkt zich door nogal wat verschillen. Enerzijds heeft DSC dikwijls maar een minimaal aantal leden en verloopt het schaakseizoen zonder noemenswaardige gebeurtenissen (of het zou de het zou de jaarlijkse teeravond moeten zijn), anderzijds is er een hechte onderlinge band, worden er goede prestaties geleverd in de buiten competitie en af en toe wordt er toch iets leuks op poten gezet.

De goede resultaten van het DSC-team zijn te danken aan de aanwezigheid van vijf sterke spelers: A. van Zijl (na de oorlog toegetreden tot de Dongense Schaakclub), H. Hölscher natuurlijk en de drie jeugdspelers van de vooroorlogse jaren, nu uitgegroeid tot gevaarlijke routiniers: Janus Snels, theo en Jan Leijten. In het seizoen 1951-1952 lukt het ze om kampioen te worden in klasse 2D. De Dongense schakers staan weer op de drempel van de hoogste Brabantse klasse nadat de promotiewedstrijden met goed gevolg achter de rug zijn. De bond steekt onverwacht een stokje voor het feest door de instelling van een overgangsklasse. Sommige Dongenaren zijn des duivels .....
Wel wordt het kampioenschap op uitbundige wijze gevierd. In juni trekt het sterrenteam naar Rotterdam voor een vriendschappelijke wedstrijd tegen Charlois, uitkomend in de hoofdklasse van de KNSB. Dat DSC een nederlaag leidt mag de pret niet drukken. Na het schaaktechnische gedeelte wordt door de Brabanders het Rotterdamse horecawezen in al haar geledingen onderzocht, waardoor de clubkas een gevoelige aderlating ondergaat! Vier maanden later komen de Rotterdammers naar dongen voor de return.

De daarop volgende jaren weet DSC zich redelijk te handhaven. In de seizoenen 1953-1954 en 1954-1955 komen er wat meer leden bij zodat weer eens een tweede team kan worden geïnstalleerd. Dat staat onder leiding van W.Wouters die tevens het penningmeesterschap voor zijn rekening neemt. Hij doet dat op een erg zuinige manier. Meerdere malen valt bij hem een dreigbrief van de bond in de bus wegens achterstallige contributie afdrachten. In deze paar jaar wordt de gewone, wekelijkse gang van zaken nu en dan afgewisseld met een jeugdtoernooi of bijv. een bezoek van de hele club aan Rijen voor een ontmoeting met Caissa ter gelegenheid van hun jubileum.

Helaas zakt de belangstelling na 1955 weg, zodat het tweede team moet worden opgedoekt. Na het vertrek van A. van Zijl wordt het voor het eerste team moeilijker om stand te houden. In 1956 komen de schakers in de tweede klasse al wil dit niet zeggen dat zij gedegradeerd zijn: de NBSB heeft de overgangsklasse gewoon opgeheven. Vooralsnog blijft DSC met pijn en moeite op hetzelfde niveau steken. Over de sfeer valt niet te klagen. Zo weet Th. Leijten zich te herinneren dat na een competitie wedstrijd in Breda de ploeg op de terugweg in Dorst aanlegt om pas daarna de thuisreis te hervatten. In die dagen is het auto bezit niet zo algemeen als nu. De herenschakers uit Dongen huren nogal eens een taxi af teneinde zich comfortabel naar elders te begeven.

Eind 50-er jaren doet DSC van zich spreken als zij een correspondentie-wedstrijd opzet met de in de buurt van Barcelona gelegen plaats Pratt de I'Obregat. De schaaksport, bedreven in deze vorm heeft altijd in de belangstelling der DSC-ers gestaan. Al voor de Oorlog deed de vereniging mee aan correspondentiewedstrijden en nu hebben zij iemand in gelederen die landelijk op hoog niveau speelt. De Spanjaarden zijn dan ook geen partij voor de Dongenaren. Nog wel komt een vertegenwoordiger van het Iberische Schiereiland op visite, maar als de achterstand te groot wordt gaat de strijd als een nachtkaars uit. Volgens sommige bronnen zonder einduitslag, volgens andere met een eindstand van 8,5 - 1,5 voor DSC.

Deze gebeurtenis die toch heel wat extra publiciteit oplevert, vermag de schaakvereniging niet terug brengen in de algemene belangstelling. Het aantal leden zakt naar een bedenkelijk niveau en in 1960 volgt degradatie, na het zoveel jaren in de tweede klasse te hebben uitgehouden.

H. Hölscher

Iemand die zolang een markante rol speelt in de geschiedenis van een vereniging verdient een hoofdstuk appart. Temeer daar zijn sportieve prestaties uniek zijn.

Afkomstig uit Enschede doet Hölscher zijn intrede in 1949 bij het 25-jarig jubileum. hij neemt deel aan de simultaan tegen Euwe en korte tijd later gaat hij meespelen in de huiscompetitie. Daar blijkt dat hij onbetwist de sterkste is. In de jaren 1951-1956 moet hij nog enkele keren de eer laten aan A.van Zijl, ook een sterke schaker afkomstig uit Rotterdam, maar als deze westwaarts trekt, komt er tot het eind van de zestiger jaren niemand anders meer aan te pas. Men zal geneigd zijn te denken dat Hölscher dan toch wel een grote prijzenkast moet hebben waarin tientallen bekers. Mis, het kampioenschap wordt telkenjare beloond met een premie van ... vijf guldens.

In het seizoen 1968-1969 stoot Frans Borm Hölscher tijdelijk van de troon. Na Borms vertrek neemt deze de touwtjes echter weer stevig in handen. Pas halverwege de jaren '70 moet Hölscher, inmiddels ook een dagje ouder geworden, het kampioenschap overdragen aan zijn grote rivaal Ad Jansen (tot dan toe vele jaren nummer 2, oftwewel de "Pou-pou"van DSC).

Buiten de interne competitie speelt Hölscher altijd aan bord 1 waar hij bijdraagt aan de menige DSC-overwinning. Verder brengt hij talloze malen de districtskampioenschappen op zijn naam hetgeen hem vele jaren recht geeft op deelname aan de Brabantse kampioenschappen. Daarin komt hij uit tegen spelers als L. Stumpers en J. Voormans. De allergrootste prestaties van Hölscher liggen echter op het gebied van het correspondentieschaken. Al voor zijn DSC-periode speelt hij in de lagere afdelingen, maar gestaag baant hij zich een weg naar de hoogste klasse van de correspondentie-afdeling van de KNSB. Daar bereikt hij de top. In 1960-1961 wordt hij Nederlands kampioen correspondentieschaken, een prestatie die hij in het zeizoen 1965-1966 evenaart met een score van 6,5 uit 7. Ook na de oprichting van de Nederlandse Bond van Correspondentieschakers blijft Hölscher in de top. Nog in 1967-1968 eindigt hij als 2e achter Hans Bouwmeester, en tot op enkele jaren terug werd hij opgesteld in landenwedstrijden van het Nederlands team.

Versukkeling

Eind vijftiger, begin zestiger jaren leidt de Dongense Schaakclub een kwijnend bestaan. Toegegeven, de ongeveer 10 man waaruit DSC nog bestaat maken het wel gezellig onder elkaar en spelen in de wintermaanden nog een serieuze competitie, maar zo gauw de eerste zwaluw is gesignaleerd, zijn er geen schakers meer te bekennen.

Snels zorgt er tot 1963 trouw voor dat de liefhebbers na de zomermaanden worden opgetrommeld in het Wapen van Dongen, na die tijd wordt deze taak standvastig overgenomen door J. v. d. Nieuwenhuizen. Hölscher eindigt steevast als nummer één, om de tweede plaats wordt gestreden door Theo leijten en A. Snels en natuurlijk de gebroeders A. en J. Schilders. In het voorjaar zijn zij nog de enigen die samen met A. Claassen de clubavonden met hun bezoek vereren. Er wordt dan echter meer over het ene groene biljartlaken gespeeld dan over de 64 velden.

Veel bijzondere zaken onderneemt het kleine clubje niet meer. Men is al blij als er genoeg spelers geronseld kunnen worden voor de buitencompetitie. Regelmatig moet er met andere clubs worden gecorrespondeerd om een geplande wedstrijd te verschuiven naar een datum waarop Dongen wèl met 8 man aan kan treden. Gevolg is dat DSC moeizaam in de derde klasse het hoofd boven water kan houden. Van bijvoorbeeld een vereniging Caissa uit Rijen wordt in 1963 dik verloren.

Het verhaal dat de ronde doet over Th. leijten, die een tegenstander overbluft door hem "mat" te zetten met een ongedekte dame, spreekt wat dit betreft boekdelen.

Zo kwakkelen de schakers naar hun 40-jarig bestaan in mei 1964. Ondanks de praktisch lege kas en de omstandigheid dat het plattelandsclubje bij lange na niet de potentie heeft, daar door acties ook maar iets aan te veranderen, wil men dit feit toch op bescheiden wijze vieren. Het plan is om onder elkaar een snelschaaktoernooitje te houden met tussendoor een etentje. De club zal daarvoor eerst nieuw materiaal moeten bekostigen, maar helaas daar is geen geld voor. Dan maar een bedelbrief aan de KNSB waarin om korting wordt gevraagd op aan te schaffen klokken en stukken. Om de deplorabele toestand van de clubkas te onderstrepen schrijft men erbij hoe eenvoudig zij het feest wel niet moeten houden en...

"Helaas kunnen wij op die dag, wegens het kastekort, onze dames niet uitnodigen"

De KNSB is niet genegen een helpende hand toe te steken, pas bij 50-jarige jubilea doet de Nederlandse Bond iets extra's. Dit keer moeten de Dongenaren het dus uit eigen portemonnaie betalen en de bonds secretaris adviseert:

"En laat U de vrouwen hierin delen, zij missen U toch al op elke clubavond, zodat het ons hoffelijk voorkomt bij het jubileum de vrouwen hierin te laten delen."

Of men die goede raad opgevolgd is niet in de annalen te achterhalen, wel dat op de volgende jaarvergadering een contributieverhoging wordt doorgevoerd in verband met de slechte kaspositie, ontstaan door de viering van het 40-jarig jubileum.

Dat de schaakclub niet op deze marginale wijze voort kan sukkelen wordt wel onderkend. in 1965 proberen de schakers leden aan te trekken van de kweekschool. Tevergeefs, men zal nog even geduld moeten hebben voor het tij keert.

Kentering

In de tweede helft van de zestiger jaren komt schoorvoetend een kentering op gang in het kwakkelend bestaan van DSC. Het begint in 1966. Mede dankzijn bescheiden aandacht die op de middelbare scholen aan schaaksport wordt besteed, treden een aantal jeugdleden toe. Dit nieuwe bloed heeft DSC hard nodig. Eindigt de competitie 1965-1966 nog met 11 spelers, die van 1966-1967 kan opgestart worden met een aantal van 19.

Nog een nieuwe stimulans doet zich voor. Het is november 1966 als het dagblad "de Tijd" besluit om op een schaakvriendelijke manier zieltjes te gaan winnen in het Brabantse land. Grootmeester Donner en schaak journalist Withuis worden ingehuurd om in tal van zuidelijke dorpen en steden simultaan te gaan geven. Een van de uitverkoren plaatsen is Dongen. Op 17 november nemen zij het op tegen 62 opponenten. Dongen belandt helemaal in het brandpunt van het regionale schaakgebeuren. als op 9 december het "schaak der wrake" hier ter plaatse wordt georganiseerd. Iedereen die in een der eerdere simultaans won of remiseerde, is hiervoor uitgenodigd. Het deelnemersveld wordt aangevuld met autochtone coryfeeën waarvan H. Hölscher en Th. Leijten een helfje tegen Donner uit het vuur weten te slepen.

DSC houdt aan dit gebeuren 5 nieuwkomers over, voor het grootste deel jeugd. Zij beginnen op de helft van het seizoen nog een aparte competitie in een C-groep.

Veel van de beginnende jeugdschakers zijn gelijk erg fanatiek. Onder hen Ad Jansen, Cees Jansen, Frans Borm, Rob Hempelman en een hele clan Hessels (G, A, T en P). Twee jongeren die later nog van zich zullen doen spreken boeken hun eerste overwinningen: Ad Jansen met 19 uit 20 in groep B en Frans Borm met 5 uit 6 in groep C.

Het volgende seizoen verwacht men het ongekende aantal van 25 competiedeelnemwes, dus wordt na lange periode weer eens een tweede team geformeerd. Dit ondanks het feit dat DSC1 in de derde klasse telkens maar nipt aan degradatie weet te ontkomen.

De Dongense Schaakclub ziet echter in 1967-1968 geen kans de zo positief ingezette lijn geheel door te trekken. Het tweede team blijft onderaan in de vierde klasse steken en gaat reeds na een seizoen ter ziele, als een aantal leden de vereniging verlaat. Toch valt DSC niet meer terug in haar oude rol. De aanwezigheid van een grote groep jeugdspelers die niet zo goed scoort, mag dan van korte duur zijn, er is een groep die wel mooie resultaten boekt en blijft. Zij legt de ouderen het vuur na aan de schenen.

Ad Jansen stoot in het seizoen 1967-1968 door naar de tweede plaats in de A-groep, in het kielzog van Hölscher. In groep B legt Frans Borm een opmerkelijk talent aan de dag, hij wint en blijft ook winnen als hijhet jaar daarna in de hoogste regionen van de Dongense schaakleven is doorgedrongen. Na hier vele jaren alleenheerser te zijn geweest ontneemt hij H. Hölscher de hegemonie. Dat blijft zo tot het seizoen 1971-1972. Dan vertrekt Borm naar andere contreien en wij zien hem daar terug op het hoogste niveau dat een Dongenaar ooit bereikte: hij wordt een goede hoofdklasser en behaalt de titel nationaal meester.

Een grotere rol van de opkomende jeugd is niet het enige dat DSC overhoudt aan de kentering. Eind zestiger, begin zeventiger jaren vertrekken een aantal oude leden, zoals F. v.d. Nieuwehuizen en Th. Leijten die de politiek in gaat. Daartegenover staat dat er geregeld nieuwe gezichten opduiken. Veelal ook jongeren die hun weg naar het schaken als wedstrijdsport weten te vinden. Broekies als John Kuppens, Ton van Kuyk, Adri Adamowicz, Toine Verkooyen, Alex Blijlevens en Henk Fijneman verschijnen op het strijdtoneel. Zij sorten zich vol enthousiasme op de schaaksport en doen mee aan menig toernooi in de naaste omgeving. Dat het spelpeil binnen de club hierdoor omhoog wordt getrokken, blijkt uit het kampioenschap dat in 1970-1971wordt binnengehaald. Het seizoen daarop weet men in de 2e klasse beslag te leggen op een mooie 3e plaats.

Niet alleen in de externe competitie zit nu beweging, ook in het bestuur komen nieuwe gezichten. Henk v.d. Sanden heeft van Th. Leijten het voorzitterschap overgenomen, John Kuppens verzet veeel werk als secretaris en Ad Jansen is penningmeester geworden. Met Kerstmis 1972 zetten zij het jeugdkampioenschap van Noord-Brabant op poten. Dat is al een hele toer daar de deelnemertjes drie dagen gevoed en gelaafd moeten woorden terwijl zij twee nachten ergens onderdak moeten vinden. Het lukt allemaal best en men kan terugzien op een geslaagd kersttoernooi 1972. vol vertrouwen kan een hernieuwd DSC zich op gaan maken voor de viering van het 50-jarig jubileum.

En dan begint zich de basis te vormen van het huidige ledenbestand van DSC. Begin jaren zeventig komen onder andere Aad Barnhoorn, Alex Blijlevens, Jac Heerkens en Ton van Kuyk bij de vereniging. Met hen komen ook de bekende namen voor de jaren zeventig en tachtig: Adri Adamowicz, Henk Fijneman, John Kupens, Kees en Toine Verkooyen. Het kampioenschap in 70/71 is al direct een gevolg, evenals een derde plaats in de tweede klasse het seizoen er na. In het bestuur komen voorzitter Henk v. d. Sanden, secretaris John Kuppens en penning meester Ad Jansen. In december 1972 wordt het jeugd kampioenschap van Brabant in Dongen verspeeld en uiteraard wordt dit een geslaagd toernooi.
De voorbereidingen voor het 50-jarig jubileum kunnen beginnen.

50 jaar DSC: de voorbereidingen

Begin 1973 is een jubileumcommittee in het leven geroepen. Jac Heerkens wordt er secretaris van. Jan Zillinger-Molenaar verzorgt de publiciteit en zal in oktober de eerste redacteur worden van het clubblad Schakend Dongen. Dhr Hölscher belegt de binnengekomen gelden. Heerkens en Zillinger zijn duidelijk de stuwende krachten en zij worden samen met de wedstrijdleder Leemands in het uit te breiden bestuur opgenomen.

De periode zal een roerige worden. Een verhuizing van Cantral naar de Salamander is gezien het ledental van circa 30 geen overbodige luxe. De verhuizing zal al te spoedig door een tweede gevolgd worden. In februari 1974 wordt DSC, ondanks de vele hulp van de leden bij het schoonmaakwerk, vanwege te geringe baten op straat gezet. Met het onderkomen in het legendarische Kartingcentrum zal DSC in de jaren er na een clubhuis treffen dat zijn gelijke niet kent, met Joop en Janny van Emmerik als zeer gastvrije en behulpzame uitbaters.

Er komt een clubblad en een bekercompetitie en ... er komt een bestuurcrisis.
Niet alle leden zijn het eens met de grote plannen van het bestuur, de ontwikkelingen gaan wel erg snel, het begint te rommelen binnen de club. In november 1973 zal in een extra Ledenvergadering het voltallige bestuur opstappen, waarbij Zillinger en Heerkerns zelfs de club verlaten. Na een lijmpoging in het weekeinde zal het bestuur exlusief dhr. Leemans terugkeren en zal het bestuur degelijk de ontwikkelingen voortzetten zoals het deze voorheen pleegde te doen.
Op het schaakbord is er ook het een en ander gebeurd. Na een degradatie in 72/73 wordt het 50-ste jaar het externe seizoen in stijl met een kampioenschap afgesloten.

Het gouden jubileum

Na een bewogen periode waarin een ware waslijst van voorbereidende aktiviteiten moest worden afgewerkt, kan in mei 1974 het gouden jubileum van de Dongense Schaakvereniging DSC van start gaan. Op waarlijk grootse wijze zijn de festiviteiten aangepakt.

Het begint zaterdag 11 mei 1974 met een levend schaakspel. Kinderen van basisschool "de Schakel" worden alsschaakstukken vermomd, de rol van paard neemt ponyclub "Princes Marijke" voor haar rekening. Het geheel trekt onder leiding van drumband Beatrix met veel tamtam naar het Wilhelminaplein waar J.W.Ruth, de voorzitter van de KNSB, een geprepareerde partij speelt tegen prof.ir.C.Botter, voorzitter van de NBSB. Dat er helaas weinig belangstelling is van de Dongense bevolking, doet niets af aan dit unieke, eenmalige spectakelstuk.

Gouden JubileumNa het buitengebeuren volgt een officiele receptie in Central, waar A. Schilders, J. Schilders en A. Claassen tot ere-lid worden benoemd, en W. Goud tot lid van verdienste.

De volgende Zaterdag geven Donner en Sosonko simultaan in de ontspanningszaal van de Rimi, voor een uitverkocht huis. Van de Dongenaren weet J. Leijten remise te behalen tegen Donner, Sosonko verliest van A. Boons en J. Kuppens en speelt remise tegen j. Driesen en A. Schilders.

Op hemelvaartdag, donderdag 23 mei, komen de jongeren aan bod. in het patronaat wordt een groot jeugdtoernooi gespeeld waar zowat alle basisscholen van Dongen aan meedoen.

De festiviteiten worden afgesloten op zaterdag 25 mei. Beginnend met een jublileumtoernooi met 24 groepen van 4 spelers, verdeeld over eerste, tweede en derde klasse. Tevens zijn er twee eregroepen. In de eerste daarvan treden nog twee spelers op die er 50 jaar eerder bij waren toen DSC werd opgericht: J. Pandelitchka en A. Herrings. Verder vinden wij erin terug: J. Leijten, J. Snels, A. Claassen, A. Schilders, Th. Leijten en W. Leijten.

Na het schaken is er een diner met aansluitend een gezellige feestavond voor de genodigden en leden met hunne dames.

Het geheel heeft van de kleine vereniging enorme inspanningen gevergd, maar onder leiding van Jac. Heerkens, en met volle inzet van alle DSC-ers, is het jubileum een groot succes geworden. Na alle verwikkelingen die er aan vooraf gingen, kan iedereen met tevredenheid terugzien. Zelfs financieel springt de vereniging er aardig uit.

Een gestage groei

Na de geslaagde jubileumviering zal DSC niet meer hetzelfde zijn. Het altijddurende verhaal van vertrekkende en komende leden zal ook na een jubileum opgeld doen. Met Aad Barnhoorn als secretaris-penningmeester en Jac Heerkens als voorzitter treed een periode aan waarin wordt gepoogd om DSC in Dongen bekender te maken en te houden en waarin de schaakactiviteiten voor een gemeente als Dongen groot zijn en succesvol blijken. Het Kerstkalkoenentoernooi (vanaf december 1974), het Open Dongens Kampioenschap (vanaf 1974) en natuurlijk vanaf maart 1975 een jeugdafdeling.

Met het hekkenruimen bij de wielerronde van Dongen zal jarenlang een speciale openingsavond bekostigd worden en een bezoek aan Gent (met wedstrijd tegen Ruy Lopez) en een voordracht van Hans Bouwmeester lijken in die tijd eerder regel dan uitzondering. Ook zal er op de dinsdag avond een recreatie-afdeling worden gestart.

De jeugdafdeling wordt vanaf het begin goed bezocht. Al snel wordt een vast aantal van circa 25 jeugdige spelers gehaald, die via de methode Withuis ('Jeugdschaak') in het schaakspel worden onderwezen, in een competitie spelen en deelnemen aan diverse toernooien en districtskampioenschappen.

Het aantal senioren blijft rond de dertig schommelen, al is er een groot verloop. Van de top blijven er veel, waardoor het eerste team jarenlang in de top van de tweede klaasse meedraait. In 1977 wordt op een half bordpuntje de promotie gemist. De soep voor het overwinningsdiner stond al te pruttelen...

Het seizoen er op komt DSc dan eindelijk met het kampioenschap in de eerste klasse Brabant terecht. Een tweede team is er ook steeds, het aantal spelers is voldoende om altijd met de volle bezetting aan te kunnen treden.

En nog is het niet genoeg. Op 29 september 1976 komt oud-wereldkampioen Max Euwe ba 27 jaar weer naar Dongen. Bij deze gelegenheid wordt hem het erelidmaatschap aangeboden, wat Euwe van DSC als een van de weinige verenigingen accepteert !

In 1977 en 1978 zijn er heuse schaakweekends, met de IDEENS-schaaknachten, met een dagtoernooi en een jeugdkamp tegen Oosterhout. Dit soort activiteiten is natuurlijk alleen mogelijk geworden met de hulp van familie vanEmmerik.

Dat Jan Timman in 1979 voor het 55-jarig jubileum kan worden uitgenodigd is gezien het bovenstaande geen verassing.

Waarna remise werd aangeboden en geaccepteerd.

De jaren 80

Met het begin van de jaren 80 wordt het belang van de jeugdafdeling in de schaakclub duidelijker en duidelijker. Het vijfjarig bestaan wordt met een simultaan door Ton van Kuyk en Toine Verkooyen gevierd, er is een scholenkampioenschap, een proefles op de zondagmorgen, en ... de schaakcomputer doet zijn intrede.

De senioren blijven op de dertig man zitten. ondanks het vertrek van toppers als Ad Jansen en Toine Verkooyen blijft DSC, nu in de tweede klasse, het aardig doen in de regio. Het tweede team blijft ook nog steeds meedraaien, zij het een stukje lager dan gehoopt.

In november 1981 komen dankzij de Rabobank de grootmeesters Lajos Portisch en Gennadi Sosonko naar Dongen voor een simultaan.
In 1981 zal Jac Heerkens de voorzitterhamer overdragen, maar hij blijft van vitaal belang voor de club.
In maart 1982 zal DSC na jaren in een geweldig clubhuis te hebben vertoefd, noodgedwongen moet omzien naar een nieuwe speelruimte. Na een brand blijft van het Kartingcentrum niet veel meer over dan enkele zwartgebakerde muren. Een geluk voor de club is dat via de KNSB het materiaal goed is verzekerd. Een duurzame aankoop van nieuw materiaal wordt gedaan en is vandaag de dag nog grotendeels in gebruik.

Het nieuwe onderkomen is de Cammeleur, waar DSC een speelruimte treft waar het als verwende club even aan moet wennen, waar het goed toeven is, en waar ze eind jaren 80 opnieuw voornamelijk grootscheepse jeugdactiviteiten van zich laten spreken.

Jac Heerkens

Een speciaal woord wordt meestal gewijd aan degenen die het verdienen. Als we iemand uit de geschiedenis van de vereniging als Mister DSC mogen noemen dan is het Jac wel. Na zijn verhuizing naar Dongen begin jaren 70 zal hij zich binnen kortetijd verdienstelijk maken voor DSC. Met zijn optreden voor het 50-jarig jubilieum in 1974 is hij al te kenmerken als iemand die met een hart vol schaakliefde voor de club bezig is, die er veel tijd in steekt en die zich als voorzitter door het echte 'trekken van de kar' bij velen geliefd maakt. Zijn ambitie, zijn drift om DSC naar een hoger plan te tillen wordt hem niet door iedereen in dank afgenomen, al valt dit zeker ruimschoots weg tegen de vele zaken welke hij vorm heeft gegeven (en indirect nog geeft). De jeugd afdeling is er op lange termijn een goed voorbeeld van. De vele evenementen, het meehelpen aan het clubblad, de vele jaren dat hij een taak op zich heeft genomen, waaronder de 7 jaar voorzitterschap, dat alles maakt dat Jac op zoveel punten in de geschiedenis van DSC vanaf 1972 zichtbaar is. Zijn Lidmaatschap van Verdienste, dat hem pas in augustus 1992 wordt toegekend, is dan ook vanzelfsprekend.

Waarna het snel naar 0-1 ging.

De jaren 80 deel 2

De tweede helft van de jaren 80 zal er een grote groep junioren de vrijdagavond bevolken. De echte toppers zijn nog altijd Ton van Kuyk, Huub Leemans, Kees Verkooyen en Jac Heerkens, maar daarachter staan onder meer Mark Peeters, Ruben in 't Groen, Adri Hartsuiker, Hans Jacobs en Remko v.d. Burght. Zij zijn de eerste junioren die het tot de top drie van DSC zullen schoppen. Van de senioren zijn Adri Adamwicz, Alex Blijlevens, Frans v.d. Brught en Ad Swinkels als oud- en nieuw- gedienden regelmatig bovenin de ranglijst te vinden.

Extern zal jarenlang een mix van jong en oud de twee zaterdag-achttallen bevolken, waarbij de bovengenoemde junioren door grote niveauschommelingen lang niet altijd in het eerste team te vinden zijn. Het ledental van DSC neemt een lucht, tot het halverwege 1988 op maar liefst 37 uitkomt. Het grote aantal junioren hierin heeft ook een keerzijde. Als de studietijd aangebroken is, zien we vele spelers niet meer terugkeren.

De laatste jaren in deze periode lijkt de club wat in slaap te vallen. Enkele evenementen als het Kerstkalkoenentoernooi worden wat minder bezocht en het Open Dongens Kampioenschap beleeft zijn voorlopig laatste uitvoerin in mei 1991.

De junioren, intussen wat volwassener geworden, zullen in het begin van de jaren 90 deze tendens omdraaien.

Remco van der Burght

In de relatief korte tijd dat Remko bij de senioren van DSC heeft meegespeeld, heeft hij op schaakniveau bijzonder goed gescoord. Vanaf het jeugdtoernooi in 's Hertogenbosch in 1989, waar hij met broer Maarten, Paul Bogaers en Seger Breugelmans vanuit het niets Dongen op de kaart zet, door met een team derde te worden tussen de landelijke top, heeft Remko in zijn juniorentijd bij DSC in hoog tempo een schaakniveau bereikt dat hem noopte tot een vertrek richting D4 en later landskampioen Panfox in Breda. Een Brabants Kampioenschap bij de jeugd t/m 16 jaar, het Open Nederlands Kampioenschap jeugd t/m 20 jaar, Brabants snelschaakkampioen t/m 20, Brabants kampioen bij de senioren. een grote rij titels en toernooien waar hij bovenin eindigde. Bij Panfox heeft Remko meegespeeld (invalbeurt) in de Europacup, in het hoogste team gespeeld in de Landelijke Meesterklasse, een prestatie die hij in België ook heeft behaald bij KGSRL (Ruy Lopez te Gent)

Zijn deelname aan de halve finale van het Nederlands Kampioenschap en het spelen in bekerteam van Panfoz (samen met de simultaangever bij het 75 jarig jubileum, Loek van Wely) verdienen het ook om genoemd te worden.

Jonge jaren

In 1989 wordt de eerste (ex-)junior Peter Horsten als vijfde man aan het bestuur toegevoegd. Zijn werk voor PR en jeugd zal hij na een jaar vanwege studieperikelen er aan moeten geven. Zijn werk als jeugdige in een ouder bestuur wordt door Hans Jacobs (jeugd), Seger Breugelmans (PR) en Adri Hartsuiker (secretaris/wedstrijdleider) voortgezet. Dit jonge trio zal, bijgestaan door enkele senioren die de jeugdige geestdrift proberen te sturen richting succesvolle initiatieven, de omslag maken.

Een groots jeugdtoernooi, met scholen uit Tilburg en omstreken, zal begin jaren 90 tot zes maal toe worden georganiseerd, tot een recorddeelname van 152 kinderen aan toe. Wanneer dit toernooi vanwege afnemende belangstelling gedoemd is te verdwijnen, komt er het kampioenschap voor Dongense basisscholen voor in de plaats, dat in december 1998 voor de vijfde opeenvolgende maal wordt gespeeld. Met een snelschaaktoernooi neemt DSC deel in het GrandPrix circuit van de NoordBrabantse SchaakBond. Gezien de benodigde middelen, afgezet tegen de belangstelling uit Dongen en de publiciteit, wordt het toernooi in 1998 van de kalender gehaald.

Een tweevoudige verhuizing zal DSC via een ruim jaar in Café Neuf uiteindelijk in 't Schouw doen belanden, waar de senioren hun thuishonk hebben. De jeugdafdeling speelt nu op een andere lokatie, in De Nieuwe poort.

Deze jeugdafdeling groeit in zijn jongste jaren tot een niveau van 25 spelers. Met de jonge kern van lesgevers te weten Ruben in 't Groen, Joris Dresen, Adri Hartsuiker, Seger Breugelmans, Hans Jacobs en wat later Erwin Cloosterman en Maarten v. d. Burght wordt de jeugd nog steeds opgeleid in de methode withuis, wat inder andere een talent van de nieuwste generatie voortbrengt, nl Gijs Damen. Zijn deelnames aan het Brabants Kampioenschap voor jeugd worden gevolgd door die van Marieke Nieuwenhuis en Lars Vereggen van de nieuwste lichting junioren, welke vanaf september 1998 bij de senioren spelen. De jonge lesgevers worden in het begin van dit seizoen met Rene Jumelet en Jan Haast van enkele 'echte' senioren voorzien, wat de rust in de groep vergroot.

Maarten Damen, Mark Maas, Marieke Nieuwenhuis en Lars Vereggen zijn de eerste junioren welke nu weer 'en groupe' richting de senioren kunnen, zij zullen spoedig gevolgd worden door anderen, vanaf het komende seizoen.

Locatie jeugd

Jongerencentrum De Poort
Gasthuisstraat  3
5104 HP  Dongen
Zondag 10:00 - 12:00

Locatie senioren

Parochiecentrum Dongen
Hoge Ham 84
5104 JK Dongen
Vrijdag vrije training: 19:00 - 20:00
Vrijdag competitie: 20:15 - 0:00

Bankgegevens

Rekeningnummer: NL60RABO0312395914
Tenaamstelling: Schaakvereniging D.S.C.
BIC: RABONL2U

 

 

Ingeschreven bij

NBSB/KNSB: 170018
Kamer van Koophandel: 71838856