Oorlog en vrede

In de oorlog komt de competitie binnen het Brabantse Schaakverbond al snel stil te liggen. De ambitie daarvoor verdwijnt grotendeels en men vindt het te gevaarlijk om nog verre reizen te ondernemen. Voor de Schakers hier te plaatse is het op en neer pendelen tussen Dongen en Rijen ook niet meer zonder risico gezien de nabijheid van het militair vliegveld. De Rijenaren wordt daarom vaarwel gezegd, zij richten een eigen verenging op en noemen haar "Caissa," naar de godin van het schaakspel. Dit betekent dus het afscheid van het café 't Hoekske waar men jarenlang een goed, zij het primitief onderkomen vond. J. Schilders verhaalt van een schaakavond waarop de hele meute hals over kop naar buiten moest vluchten omdat de vlammen vervaarlijk uit de oude oliekachel sloegen. Het liep gelukkig met een sisser af.

Ondanks de trieste oorlogsjaren, het afscheid van een aantal naburige schaakvrienden en het stilvallen van de externe competitie, blijft het Dongense schaakleven intact. Voor velen is DSC een lichtpuntje daar men althans nog eenmaal per week achter het schaakbord de gedachten van de grauwe werkelijkheid kan afwenden. Zo kan het gebeuren dat in het Wapen van Dongen een 25 tal niets vermoedende schakers opgaat in het spel, terwijl de Duitsers enkele deuren verderop een razzia beginnen.

In 1942 worden de onderbonden door de bezetter opgeheven, verenigingen moeten zich rechtstreeks bij de KNSB aansluiten. Enkele afgescheiden Bredase en onder andere Caissa vinden hierdoor de weg terug naar de Nederlandse bond. DSC blijft gedurende de oorlog echter ongeorganiseerd. Incidenteel wordt een wedstrijd tegen andere schakers gespeeld, ondermeer tegen de oude bekenden uit Rijen.

Nadat de Duitsers in 1944 uit Brabant zijn verdreven komt het plaatselijk schaakleven tijdelijk een beetje als los zand aan elkaar te hangen: de mensen hebben wel wat anders aan hun hoofd. Eind 1945, alle schermutselingen behoren nu definitief tot het verleden, is de tijd rijp om zich te hergroeperen. De drukker krijgt een order voor 500 convocaties, met een schaakclub uit de omgeving wordt alvast een vriendschappelijke ontmoeting gearrangeerd. In 1946 treedt DSC weer toe tot de Noord-Brabantse Schaakbond waar zij met 1 team in de tweede klasse wordt ingedeeld.

De oorlog heeft duidelijk zijn sporen nagelaten. De oude garde is grotendeels verdwenen: verhuisd, naar Caissa of anderszins verschwunden. De nieuwe 'harde kern' doet haar best om het élan van de vooroorlogse jaren te hervinden. Zij bewijst nog wel degelijk over organisatietalent te beschikken, door in 1947 het jeugdkampioenschap van Nederland naar Dongen toe te halen. Gedurende 10 dagen wordt in het Wapen van Dongen gespeeld, winnaar wordt de latere schaakmeester F. Kuypers. Veel publiciteit levert deze, in die tijd nog onofficiële wedstrijd niet op.

Meer bekendheid wordt gegeven aan het bezoek dat Euwe in 1949 ter gelegenheid van het zilveren jubileum brengt, blijkens het hiernavolgende, glorieuze verslag van deze ware happening.

Contrasten

De periode na het zilveren jubileum tot pakweg eind jaren vijftig kenmerkt zich door nogal wat verschillen. Enerzijds heeft DSC dikwijls maar een minimaal aantal leden en verloopt het schaakseizoen zonder noemenswaardige gebeurtenissen (of het zou de het zou de jaarlijkse teeravond moeten zijn), anderzijds is er een hechte onderlinge band, worden er goede prestaties geleverd in de buiten competitie en af en toe wordt er toch iets leuks op poten gezet.

De goede resultaten van het DSC-team zijn te danken aan de aanwezigheid van vijf sterke spelers: A. van Zijl (na de oorlog toegetreden tot de Dongense Schaakclub), H. Hölscher natuurlijk en de drie jeugdspelers van de vooroorlogse jaren, nu uitgegroeid tot gevaarlijke routiniers: Janus Snels, theo en Jan Leijten. In het seizoen 1951-1952 lukt het ze om kampioen te worden in klasse 2D. De Dongense schakers staan weer op de drempel van de hoogste Brabantse klasse nadat de promotiewedstrijden met goed gevolg achter de rug zijn. De bond steekt onverwacht een stokje voor het feest door de instelling van een overgangsklasse. Sommige Dongenaren zijn des duivels .....
Wel wordt het kampioenschap op uitbundige wijze gevierd. In juni trekt het sterrenteam naar Rotterdam voor een vriendschappelijke wedstrijd tegen Charlois, uitkomend in de hoofdklasse van de KNSB. Dat DSC een nederlaag leidt mag de pret niet drukken. Na het schaaktechnische gedeelte wordt door de Brabanders het Rotterdamse horecawezen in al haar geledingen onderzocht, waardoor de clubkas een gevoelige aderlating ondergaat! Vier maanden later komen de Rotterdammers naar dongen voor de return.

De daarop volgende jaren weet DSC zich redelijk te handhaven. In de seizoenen 1953-1954 en 1954-1955 komen er wat meer leden bij zodat weer eens een tweede team kan worden geïnstalleerd. Dat staat onder leiding van W.Wouters die tevens het penningmeesterschap voor zijn rekening neemt. Hij doet dat op een erg zuinige manier. Meerdere malen valt bij hem een dreigbrief van de bond in de bus wegens achterstallige contributie afdrachten. In deze paar jaar wordt de gewone, wekelijkse gang van zaken nu en dan afgewisseld met een jeugdtoernooi of bijv. een bezoek van de hele club aan Rijen voor een ontmoeting met Caissa ter gelegenheid van hun jubileum.

Helaas zakt de belangstelling na 1955 weg, zodat het tweede team moet worden opgedoekt. Na het vertrek van A. van Zijl wordt het voor het eerste team moeilijker om stand te houden. In 1956 komen de schakers in de tweede klasse al wil dit niet zeggen dat zij gedegradeerd zijn: de NBSB heeft de overgangsklasse gewoon opgeheven. Vooralsnog blijft DSC met pijn en moeite op hetzelfde niveau steken. Over de sfeer valt niet te klagen. Zo weet Th. Leijten zich te herinneren dat na een competitie wedstrijd in Breda de ploeg op de terugweg in Dorst aanlegt om pas daarna de thuisreis te hervatten. In die dagen is het auto bezit niet zo algemeen als nu. De herenschakers uit Dongen huren nogal eens een taxi af teneinde zich comfortabel naar elders te begeven.

Eind 50-er jaren doet DSC van zich spreken als zij een correspondentie-wedstrijd opzet met de in de buurt van Barcelona gelegen plaats Pratt de I'Obregat. De schaaksport, bedreven in deze vorm heeft altijd in de belangstelling der DSC-ers gestaan. Al voor de Oorlog deed de vereniging mee aan correspondentiewedstrijden en nu hebben zij iemand in gelederen die landelijk op hoog niveau speelt. De Spanjaarden zijn dan ook geen partij voor de Dongenaren. Nog wel komt een vertegenwoordiger van het Iberische Schiereiland op visite, maar als de achterstand te groot wordt gaat de strijd als een nachtkaars uit. Volgens sommige bronnen zonder einduitslag, volgens andere met een eindstand van 8,5 - 1,5 voor DSC.

Deze gebeurtenis die toch heel wat extra publiciteit oplevert, vermag de schaakvereniging niet terug brengen in de algemene belangstelling. Het aantal leden zakt naar een bedenkelijk niveau en in 1960 volgt degradatie, na het zoveel jaren in de tweede klasse te hebben uitgehouden.

H. Hölscher

Iemand die zolang een markante rol speelt in de geschiedenis van een vereniging verdient een hoofdstuk appart. Temeer daar zijn sportieve prestaties uniek zijn.

Afkomstig uit Enschede doet Hölscher zijn intrede in 1949 bij het 25-jarig jubileum. hij neemt deel aan de simultaan tegen Euwe en korte tijd later gaat hij meespelen in de huiscompetitie. Daar blijkt dat hij onbetwist de sterkste is. In de jaren 1951-1956 moet hij nog enkele keren de eer laten aan A.van Zijl, ook een sterke schaker afkomstig uit Rotterdam, maar als deze westwaarts trekt, komt er tot het eind van de zestiger jaren niemand anders meer aan te pas. Men zal geneigd zijn te denken dat Hölscher dan toch wel een grote prijzenkast moet hebben waarin tientallen bekers. Mis, het kampioenschap wordt telkenjare beloond met een premie van ... vijf guldens.

In het seizoen 1968-1969 stoot Frans Borm Hölscher tijdelijk van de troon. Na Borms vertrek neemt deze de touwtjes echter weer stevig in handen. Pas halverwege de jaren '70 moet Hölscher, inmiddels ook een dagje ouder geworden, het kampioenschap overdragen aan zijn grote rivaal Ad Jansen (tot dan toe vele jaren nummer 2, oftwewel de "Pou-pou"van DSC).

Buiten de interne competitie speelt Hölscher altijd aan bord 1 waar hij bijdraagt aan de menige DSC-overwinning. Verder brengt hij talloze malen de districtskampioenschappen op zijn naam hetgeen hem vele jaren recht geeft op deelname aan de Brabantse kampioenschappen. Daarin komt hij uit tegen spelers als L. Stumpers en J. Voormans. De allergrootste prestaties van Hölscher liggen echter op het gebied van het correspondentieschaken. Al voor zijn DSC-periode speelt hij in de lagere afdelingen, maar gestaag baant hij zich een weg naar de hoogste klasse van de correspondentie-afdeling van de KNSB. Daar bereikt hij de top. In 1960-1961 wordt hij Nederlands kampioen correspondentieschaken, een prestatie die hij in het zeizoen 1965-1966 evenaart met een score van 6,5 uit 7. Ook na de oprichting van de Nederlandse Bond van Correspondentieschakers blijft Hölscher in de top. Nog in 1967-1968 eindigt hij als 2e achter Hans Bouwmeester, en tot op enkele jaren terug werd hij opgesteld in landenwedstrijden van het Nederlands team.

Versukkeling

Eind vijftiger, begin zestiger jaren leidt de Dongense Schaakclub een kwijnend bestaan. Toegegeven, de ongeveer 10 man waaruit DSC nog bestaat maken het wel gezellig onder elkaar en spelen in de wintermaanden nog een serieuze competitie, maar zo gauw de eerste zwaluw is gesignaleerd, zijn er geen schakers meer te bekennen.

Snels zorgt er tot 1963 trouw voor dat de liefhebbers na de zomermaanden worden opgetrommeld in het Wapen van Dongen, na die tijd wordt deze taak standvastig overgenomen door J. v. d. Nieuwenhuizen. Hölscher eindigt steevast als nummer één, om de tweede plaats wordt gestreden door Theo leijten en A. Snels en natuurlijk de gebroeders A. en J. Schilders. In het voorjaar zijn zij nog de enigen die samen met A. Claassen de clubavonden met hun bezoek vereren. Er wordt dan echter meer over het ene groene biljartlaken gespeeld dan over de 64 velden.

Veel bijzondere zaken onderneemt het kleine clubje niet meer. Men is al blij als er genoeg spelers geronseld kunnen worden voor de buitencompetitie. Regelmatig moet er met andere clubs worden gecorrespondeerd om een geplande wedstrijd te verschuiven naar een datum waarop Dongen wèl met 8 man aan kan treden. Gevolg is dat DSC moeizaam in de derde klasse het hoofd boven water kan houden. Van bijvoorbeeld een vereniging Caissa uit Rijen wordt in 1963 dik verloren.

Het verhaal dat de ronde doet over Th. leijten, die een tegenstander overbluft door hem "mat" te zetten met een ongedekte dame, spreekt wat dit betreft boekdelen.

Zo kwakkelen de schakers naar hun 40-jarig bestaan in mei 1964. Ondanks de praktisch lege kas en de omstandigheid dat het plattelandsclubje bij lange na niet de potentie heeft, daar door acties ook maar iets aan te veranderen, wil men dit feit toch op bescheiden wijze vieren. Het plan is om onder elkaar een snelschaaktoernooitje te houden met tussendoor een etentje. De club zal daarvoor eerst nieuw materiaal moeten bekostigen, maar helaas daar is geen geld voor. Dan maar een bedelbrief aan de KNSB waarin om korting wordt gevraagd op aan te schaffen klokken en stukken. Om de deplorabele toestand van de clubkas te onderstrepen schrijft men erbij hoe eenvoudig zij het feest wel niet moeten houden en...

"Helaas kunnen wij op die dag, wegens het kastekort, onze dames niet uitnodigen"

De KNSB is niet genegen een helpende hand toe te steken, pas bij 50-jarige jubilea doet de Nederlandse Bond iets extra's. Dit keer moeten de Dongenaren het dus uit eigen portemonnaie betalen en de bonds secretaris adviseert:

"En laat U de vrouwen hierin delen, zij missen U toch al op elke clubavond, zodat het ons hoffelijk voorkomt bij het jubileum de vrouwen hierin te laten delen."

Of men die goede raad opgevolgd is niet in de annalen te achterhalen, wel dat op de volgende jaarvergadering een contributieverhoging wordt doorgevoerd in verband met de slechte kaspositie, ontstaan door de viering van het 40-jarig jubileum.

Dat de schaakclub niet op deze marginale wijze voort kan sukkelen wordt wel onderkend. in 1965 proberen de schakers leden aan te trekken van de kweekschool. Tevergeefs, men zal nog even geduld moeten hebben voor het tij keert.

Kentering

In de tweede helft van de zestiger jaren komt schoorvoetend een kentering op gang in het kwakkelend bestaan van DSC. Het begint in 1966. Mede dankzijn bescheiden aandacht die op de middelbare scholen aan schaaksport wordt besteed, treden een aantal jeugdleden toe. Dit nieuwe bloed heeft DSC hard nodig. Eindigt de competitie 1965-1966 nog met 11 spelers, die van 1966-1967 kan opgestart worden met een aantal van 19.

Nog een nieuwe stimulans doet zich voor. Het is november 1966 als het dagblad "de Tijd" besluit om op een schaakvriendelijke manier zieltjes te gaan winnen in het Brabantse land. Grootmeester Donner en schaak journalist Withuis worden ingehuurd om in tal van zuidelijke dorpen en steden simultaan te gaan geven. Een van de uitverkoren plaatsen is Dongen. Op 17 november nemen zij het op tegen 62 opponenten. Dongen belandt helemaal in het brandpunt van het regionale schaakgebeuren. als op 9 december het "schaak der wrake" hier ter plaatse wordt georganiseerd. Iedereen die in een der eerdere simultaans won of remiseerde, is hiervoor uitgenodigd. Het deelnemersveld wordt aangevuld met autochtone coryfeeën waarvan H. Hölscher en Th. Leijten een helfje tegen Donner uit het vuur weten te slepen.

DSC houdt aan dit gebeuren 5 nieuwkomers over, voor het grootste deel jeugd. Zij beginnen op de helft van het seizoen nog een aparte competitie in een C-groep.

Veel van de beginnende jeugdschakers zijn gelijk erg fanatiek. Onder hen Ad Jansen, Cees Jansen, Frans Borm, Rob Hempelman en een hele clan Hessels (G, A, T en P). Twee jongeren die later nog van zich zullen doen spreken boeken hun eerste overwinningen: Ad Jansen met 19 uit 20 in groep B en Frans Borm met 5 uit 6 in groep C.

Het volgende seizoen verwacht men het ongekende aantal van 25 competiedeelnemwes, dus wordt na lange periode weer eens een tweede team geformeerd. Dit ondanks het feit dat DSC1 in de derde klasse telkens maar nipt aan degradatie weet te ontkomen.

De Dongense Schaakclub ziet echter in 1967-1968 geen kans de zo positief ingezette lijn geheel door te trekken. Het tweede team blijft onderaan in de vierde klasse steken en gaat reeds na een seizoen ter ziele, als een aantal leden de vereniging verlaat. Toch valt DSC niet meer terug in haar oude rol. De aanwezigheid van een grote groep jeugdspelers die niet zo goed scoort, mag dan van korte duur zijn, er is een groep die wel mooie resultaten boekt en blijft. Zij legt de ouderen het vuur na aan de schenen.

Ad Jansen stoot in het seizoen 1967-1968 door naar de tweede plaats in de A-groep, in het kielzog van Hölscher. In groep B legt Frans Borm een opmerkelijk talent aan de dag, hij wint en blijft ook winnen als hijhet jaar daarna in de hoogste regionen van de Dongense schaakleven is doorgedrongen. Na hier vele jaren alleenheerser te zijn geweest ontneemt hij H. Hölscher de hegemonie. Dat blijft zo tot het seizoen 1971-1972. Dan vertrekt Borm naar andere contreien en wij zien hem daar terug op het hoogste niveau dat een Dongenaar ooit bereikte: hij wordt een goede hoofdklasser en behaalt de titel nationaal meester.

Een grotere rol van de opkomende jeugd is niet het enige dat DSC overhoudt aan de kentering. Eind zestiger, begin zeventiger jaren vertrekken een aantal oude leden, zoals F. v.d. Nieuwehuizen en Th. Leijten die de politiek in gaat. Daartegenover staat dat er geregeld nieuwe gezichten opduiken. Veelal ook jongeren die hun weg naar het schaken als wedstrijdsport weten te vinden. Broekies als John Kuppens, Ton van Kuyk, Adri Adamowicz, Toine Verkooyen, Alex Blijlevens en Henk Fijneman verschijnen op het strijdtoneel. Zij sorten zich vol enthousiasme op de schaaksport en doen mee aan menig toernooi in de naaste omgeving. Dat het spelpeil binnen de club hierdoor omhoog wordt getrokken, blijkt uit het kampioenschap dat in 1970-1971wordt binnengehaald. Het seizoen daarop weet men in de 2e klasse beslag te leggen op een mooie 3e plaats.

Niet alleen in de externe competitie zit nu beweging, ook in het bestuur komen nieuwe gezichten. Henk v.d. Sanden heeft van Th. Leijten het voorzitterschap overgenomen, John Kuppens verzet veeel werk als secretaris en Ad Jansen is penningmeester geworden. Met Kerstmis 1972 zetten zij het jeugdkampioenschap van Noord-Brabant op poten. Dat is al een hele toer daar de deelnemertjes drie dagen gevoed en gelaafd moeten woorden terwijl zij twee nachten ergens onderdak moeten vinden. Het lukt allemaal best en men kan terugzien op een geslaagd kersttoernooi 1972. vol vertrouwen kan een hernieuwd DSC zich op gaan maken voor de viering van het 50-jarig jubileum.

En dan begint zich de basis te vormen van het huidige ledenbestand van DSC. Begin jaren zeventig komen onder andere Aad Barnhoorn, Alex Blijlevens, Jac Heerkens en Ton van Kuyk bij de vereniging. Met hen komen ook de bekende namen voor de jaren zeventig en tachtig: Adri Adamowicz, Henk Fijneman, John Kupens, Kees en Toine Verkooyen. Het kampioenschap in 70/71 is al direct een gevolg, evenals een derde plaats in de tweede klasse het seizoen er na. In het bestuur komen voorzitter Henk v. d. Sanden, secretaris John Kuppens en penning meester Ad Jansen. In december 1972 wordt het jeugd kampioenschap van Brabant in Dongen verspeeld en uiteraard wordt dit een geslaagd toernooi.
De voorbereidingen voor het 50-jarig jubileum kunnen beginnen.