Bloei

Dankzij alle inspanningen begint het de Dongense schakers voor de wind te gaan. Het aantal leden is dusdanig toegenomen dat het seizoen 1932-1933 voor het eerst een extra ploeg in de bondscompetitie kan worden ingezet. Dit tweede team wordt bemand door een aantal nieuwkomers terwijl het eerste in ongewijzigde vorm met de 'ouwe rotten' blijft opereren. Doordat zij nu geruime tijd het competitieschaak trouw zijn gebleven, is hun niveau gestegen en zijn zij tegenstanders geworden waarmee wel degelijk rekening dient te worden gehouden. Dat tonen ze in het seizoen 1933-1934 als DSC-1 wederom bovenaan eindigt en zowaar promoveert naar de hoogste Brabantse klasse.

Ondanks behaalde succesjes wordt de schaakpropaganda niet op een laag pitje gezet. In Musis Sacrum houdt J.J. van de Berg causerieën met titels als: "De huis-, tuin- en keukenschaker."

De werving richt zich ook op de jeugd. In het Weekblad voor Dongen schrijft ene "Mr. Pion"schaakartikeltjes waarin hij jongeren op stichtende wijze oproept zich aan deze schone denksport te gaan wijden. Het is beter toeven achter het schaakbord dan op straat rond te hangen. Begin dertiger jaren komt er een bloeiende jeugdafdeling bij met onder ander Gerard Leijten, Jan en Theo Leijten, Thom en Janus Snels, Jan Smits, Dré Schellekens en Piet Luykx. Zij zullen de volgende generatie worden die DSC op de been houdt. Voorlopig spelen de jonge schakers nog een aparte jeugdcompetitie.

Het is 1934 als de Dongense schaakclub zich in deze gunstige uitgangspositie op kan gaan maken voor de viering van haar 10-jarig bestaan. Voor het eerst nemen onze plaatsgenoten de organisatie van een groter evenement ter hand. Er worden schaakdagen aangekondigd op 12 en 13 mei. Dit houdt in een vierkampentoernooi waarvan de eerste ronde op zaterdag en de laatste op zondag worden gespeeld terwijl zaterdag 's avonds een simultaanséance wordt gegeven door E.A.J.M. Mulder, oud-kampioen van Brabant. Het hele gebeuren slaagt uitstekend: 40 deelnemers aan het toernooi , een respectabel aantal in die dagen. En 26 tegenstanders voor de heer Mulder die een blindpartij speelt tegen Neel van Dongen. Dat is wat te hoog gegrepen want hierin gaat de simultaangever ten onder. Van de resterende wint hij er twintig, verliest er nog twee en moet drie remises toestaan.

Na 1934 weet DSC de opgaande lijn vast te houden. Teneinde zich in de eerste klasse te handhaven, worden voor kandidaten die in aanmerking wensen te komen voor een plaatsje in het team, verplichte oefenavonden ingesteld. En wat blijkt: DSC houdt stand! Ook blijven er genoeg leden om het tweede team in de running te houden.

Ongetwijfeld heeft dit te maken met de enorme stimulans die schakend Nederland in 1935 krijgt. Dr. Max Euwe speelt tegen de schaakgigant Aljechin om de wereldtitel. Menige stad in het land valt de eer te beurt een van de partijen binnen haar muren te mogen aanschouwen. Als op 9 november 1935 Eindhoven aan de beurt is worden de DSC-ers aangemoedigd om in grote getale naar de lichtstad te trekken om de 17e partij te volgen. Op 15 december is het wereldkampioenschap van Euwe een feit en het lijkt of de hele natie het schaakspel heeft ontdekt. Tal van nieuwe verenigingen ontstaan, de schaaksport bevindt zich in het middelpunt van de belangstelling.

Related Articles